Home Hoogbegaafd Herkenning Testen HB thuis Sociaal leven HB op school Probleemkinderen? Adresboek FAQ Goed voor een glimlach Literatuur
Hoogbegaafd
Omschrijving
Met hoeveel zijn ze?
Definities in literatuur
Anders "zijn"
Asynchrone ontwikkeling
Omgeving
Discussies over "hoogbegaafd" als term
 
Definities in literatuur: wat zeggen de Grote Namen?

Soorten intelligenties: Gardner

In het dagelijkse taalgebruik stelt men intellectuele begaafdheid gelijk met intelligentie. Toch is er in de wetenschap sprake van meerdere soorten intelligenties. Je hebt verschillende "prestatiegebieden" waarin iemand zeer begaafd of hoog-begaafd kan zijn: sociaal (denk maar aan emotionele intelligentie, EQ), muzikaal (denk aan de grote componisten, zeer begaafde zangers,...), beeldende kunsten, motorisch (sport: denk aan de grote tennissterren, de olympische kampioenen,...), enz.

De psycholoog Gardner (1999) onderscheidt maar liefst 8, later 10 begaafdheidsgebieden, die los van elkaar staan: muzikaal, verbaal, logisch-wiskundig, ruimtelijk, lichamelijk-kinetisch, existentiële, naturalistische, intra- en interpersoonlijke, en spirituele intelligentie.

Niets verbiedt een kind natuurlijk op meerdere terreinen hoog-begaafd te zijn...

Lees hierover ook eens bij: www.pharosnl.nl/algemeen/flevoland/pw020904.htm,een lezing van Pieter Wielinga voor Pharos Flevoland over Gardner.

Howard Gardner schreef zijn theorie van de meervoudige intelligentie neer in:
Gardner, Frames of mind: theory of multiple intelligence.  NY, Basic Books, 1983.
Liever in het Nederlands? Howard Garner, Soorten intelligentie,  253 pag., ISBN 9057121336

Deze (Engelstalige) leeshoek waar je allerlei teksten rond Gardner's theorie en de toepassing ervan op school vind, bezoek je wellicht meerdere keren.


Renzulli

Renzulli bracht in 1985 een model (het zogenaamde triadisch model van Renzulli) naar voren waarin afgestapt werd van het enge begrip over hoogbegaafdheid, als zou het enkel over de intellectuele capaciteiten van een mens gaan.  Hij hechtte ook belang aan zaken zoals creativiteit en motivatie.  

Erover lezen bij de auteur zelf?
Barbe, W.B. en Renzulli, J.S., Psychology and te education of the gifted, Irvington, NY, 1981 (519 blz). (ouder boek)
Renzulli, The three-ring conception of giftedness.  A developmental model for creative productivity.    In: Sternberg en Davidson, Conceptions of giftedness, Cambridge, MA, Cambridge university press, 1985 (Renzulli publiceerde later nog wat nuanceringen aan dit model, dus beperk je misschien niet tot dit boek...)

Renzulli stelt dat de basis voor hoogbegaafdheid wordt gevormd door drie factoren:

  • Een hoge intelligentie (hoog IQ)
  • Doorzettingsvermogen (taakgerichtheid
  • Creatviteit

Hij stelde die drie factoren voor in een model met drie venn-diagrammen, die elkaar op één punt in het midden overlappen.  De hoogbegaafden zouden zich in deze doorsnede bevinden.

Voor een klein interessant interview met Joseph Renzulli (de 'uitvinder' van het drie-ringen concept waaraan Mönks zijn driehoek toevoegde), zie www.sp.uconn.edu/~nrcgt/sem/convrjsr.html.
Renzulli heeft het in dat interview ondermeer over hoe een hoogbegaafd kind opvangen op school. Hij is -eufemistisch gesteld- niet erg enthousiast over differentiatie-in-de-gewone-klas-en-daarmee-is-de-kous-af: "I have lived through several iterations of the "we-can-take-care-of-gifted-students-in-the-regular classroom," and it always ends up being a smoke screen behind which bright kids get a few extra assignments and more work based on traditional (didactic) models of learning. Without specialized personnel and differentiated learning models, we will seriously under-serve gifted students"Renzulli zegt ook "we need to do some well-designed research on the most effective ways to use the new and emerging technology. Gifted education should take the lead in this regard—otherwise we might end up using the vast resources of the Internet as one, big electronic encyclopedia."

En deze uitspraak van Renzulli zou ons allemaal moeten inspireren: "I believe that the best way to predict the future is to create it."

Professor Mönks van CBO (universiteit Nijmegen), heeft in ons taalgebied belangrijk werk geleverd om een betere begeleiding van hoogbegaafden op school en thuis te promoten.

Nalezen bij de auteur zelf: Franz Mönks en Irène Ypenburg, Hoogbegaafde kinderen thuis en op school, Assen, Dekker en van de Vegt, 1993, en herdruk Samson, H.D. Tjeen Willink, 1995, ISBN 90 6092 861

Mönks verfijnde het model van Renzulli, door er de omgevingsfactoren aan toe te voegen. We spreken nu over het multifactorenmodel van Mönks.

Sinds de publicatie van dat basisboek hebben Mönks en Ypenburg niet stil gezeten, dus je vindt ook in meer recente publicaties verwijzingen naar dat model.

Mönks onderscheidt 3 belangrijke beïnvloedende omgevingsfactoren voor het tot zijn recht komen van een hoogbegaafd potentieel:

  • Thuis (gezin)
  • School (klas, aanpak, klasgroep)
  • Peers (ontwikkelingsgelijken, kameraden, vrienden)

Model Mönks

Over die peers moet dus gedacht worden als ontwikkelingsgelijken, eerder dan simpelweg zomaar leeftijdsgenoten.  Het gaat over de kinderen waarbij jouw kind "aansluiting" vindt omwille van interesses, ontwikkelingsgelijkheid, of simpelweg: wederzijds begrip. Het kan best zijn dat dit net niet zijn of haar leeftijdsgenoten zijn.

Simpel gesteld kreeg één van de ouders van onze groep bij een advies van CBO (Antwerpen) eens te horen dat haar kind thuis vooral de man-vrouw, moeder-vader, ouder-kind rolpatronen leert, maar dat de sociale omgang vooral wordt geleerd met peers.  Het is dus van het grootste belang dat een kind tussen ontwikkelingsgelijken waar hij/zij aansluiting bij vindt wordt gebracht, zelfs al is dat maar enkele uren per week, bv in een kangoeroeklas.  Als een kind steeds weer gedwongen is zich enkel te mengen onder kinderen die qua ontwikkeling en interesses te ver van hem af staan om een goede verstandhouding te kunnen ontwikkelen, zal zijn sociale ontwikkeling daardoor geremd worden. Wat dan weer aanleiding geeft voor de onzinnige "sociaal-emotioneel te jong" discussies op school, want "je kind zondert zich af".

Meer recent voegde Heller (1992) een aantal zaken aan het begrip hoogbegaafdheid toe.

Het multifactorenmodel van Heller neemt wat Renzulli en Mönks aanbrachten samen, en voegt er de ideeën van Gardner aan toe (theorie over de meervoudige intelligentie).

In het Nederlands iets over lezen? Het model van Heller  (inclusief de vertaling van dit model) is terug te vinden in: Drent en Van Gerven, Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs.  Utrecht, Lemma, 2002.  

Heller beschrijft het samenspel tussen (niet-cognitieve) persoonlijkheidskenmerken (zie bovenaan in het model), begaafdheden (zie links), omgevingsfactoren (zie onderaan) en prestatiegebieden (rechts).
Dit model kan je eveneens gebruiken om voor je eigen kind zicht te krijgen op de bepalende factoren om tot goede prestaties te komen, alsook om de factoren te kennen die je kind juist remmen.

Model van Heller

Een beetje door het model lopen...
Links in het model bevinden zich de vaardigheden van je kind.  Intellectuele, creatieve, sociale, muzikale,... vaardigheden.  Zijn of haar "mogelijkheden en kansen" dus.
Onderaan zie je de omgeving: thuis, school, kritische levenservaringen, ...
Bovenaan vind je de practische vaardigheden ivm de persoonlijkheidskenmerken van het kind: kan het omgaan met stress, hoe sterk is de prestatiedrang, kan het tegenslagen goed verwerken (veerkracht), enz.
En dan tenslotte zie je rechts de prestatiegebieden: wiskunde, wetenschappen, kunst, sport,...

Eigenlijk is dit een model van hoogbegaafdheid dat direct ook handvaten biedt voor het onderzoek waarom een kind met een hoog potentieel, niet altijd ertoe komt dit om te zetten in uitzonderlijke prestaties.

Moeten onze kinderen dan allemaal wondertjes zijn in hun presteren?  Voor ons als ouders niet echt.  Ze moeten zich echter wel gelukkig kunnen voelen, en dat gaat al wel eens met voldoende presteren gepaard.  Want ze weten echt wel dat ze bepaalde capaciteiten hebben, en voor hen is het dan soms ook wel best verwarrend dat ze er niet voldoende resultaat van zien.  Dit model kan je misschien helpen te kijken of bepaalde zaken in de omgeving(en) waar je kind zich beweegt, dan wel in de aard of het karakter van je kind, in de weg staan voor een goed prestatieniveau. Dat wil zeggen: een niveau van presteren waarbij je kind zelf zich gelukkig voelt.

Gagné (1985, 1991)

Gangé heeft een eigen model, waarin ook het samenspel van verschillende factoren wordt getoond die kunnen meespelen in het bepalen of een hoogintelligente persoon ook tot uitzonderlijke prestaties komt. Vergelijkbaar met Heller.

Gagné

Lees er tenslotte ook eens enkele Vlaamse stemmen in Caleidoscoop op na. Passeren de revue: prof.dr Tessa Kieboom (CBO Antwerpen), BEKINA (vereniging van ouders van hoogbegaafden), en Piet Dourée (PMS medewerker die veel hb kinderen heeft begeleid): www.clb-net.be/clb01/inhouden/inhouden14/art14_5_02.html

YW


© www.hoogbegaafdvlaanderen.be | Email : info@hoogbegaafdvlaanderen.be