Weer zo'n ouder met een hoogbegaafd kind!
Wanneer ouders op een oudercontact langskomen met het vermoeden dat hun
kind hoogbegaafd is, is het voor jou als leerkracht niet altijd even
gemakkelijk om dat ook te zien. Zeker wanneer je als leerkracht twijfelt
over de cognitieve capaciteiten of het vermogen tot zelforganisatie van
het kind door wat je in de klas observeert, is het moeilijk om ouders
die enthousiast vertellen over wat hun kind allemaal al kan te geloven.
Wanneer dat kind in de klas ook nog eens gedrag stelt dat jij bedenkelijk
vindt op sociaal vlak met andere leerlingen, of in zijn
relatie met jou, of je vindt dat het toch niet goed zit met zijn werkhouding,
dan heb je helemaal een probleem, want jij wil praten over dat gedrag,
terwijl de ouders maar doorgaan op de vraag om hun kind meer uitdaging
te geven.
Een dovemansgesprek zit eraan te komen... Laat ons dat eens proberen te
vermijden.
Besef goed: ouders kennen hun kind goed - en anders dan jij het
kent
Wanneer ouders een kind beschrijven zoals jij het helemaal niet kent,
zou er een alarmbelletje moeten gaan rinkelen.
Het
belang van het "andere" beeld dat ouders over
een kind uit je
klas hebben onderschat je beter niet!
Het is normaal immers dat een kind dat zich niet goed voelt dit in de eerste
plaats thuis, in de meest vertrouwde en veilige omgeving, zal tonen.
Niet zelden gedragen hoogbegaafde kinderen heel anders
thuis dan op school.
Dat kan twee extremen uit gaan (en alles ertussen):
1) op school een engeltje, thuis een splinterbom die ontploft
Jana (7, tweede lj) is op school een volgzame, gemiddelde leerling. Ze
is wat traag maar met wat aanmoediging voltooit ze haar taken. Vooral
de tafels gaan nog heel traag. De andere kinderen vinden haar niet
zo interessant. Ze vinden dat ze zeurt en dat ze veel te vaak dingen
klikt bij de juf. Juf neemt zich voor hierover eens met de ouders
te praten. Ten eerste is dat trage tempo wel zorgelijk, want Jana komt zelden
toe aan de "magjes" in haar werkboek en map. Verder wordt het klikken en
steeds weer bij de juf komen om aandacht wel vervelend, en de juf vindt
dat dit niet zo goed is voor de opname van Jana in de groep. Jana zou zich
een beetje moeten aanpassen, en de andere kinderen wat minder op de huid
moeten zitten.
Thuis is Jana een wervelwind in de vakanties, steeds op
zoek naar nieuwe dingen om te doen. Na het bezoek aan de Toetanchamon
tentoonstelling deze zomer begon ze te lezen over de Farao's en hield
ze maar niet op met vragen stellen. Ze heeft een raadselboekje gekregen
waarin ze allerlei codesystemen heeft uitgebprobeerd, en zeis helemaal
gefascineerd door allerlei geheimschriften. Jana rekende voor ze
naar het tweede leerjaar ging al tot 10 000. Ze kende de tafels van
2, 5 en 10 al, en pikte heel snel de tafels van 3 en 4 op toen opa
haar het principe van "in groepjes tellen" even voordeed. De start
van het schooljaar was dus voor Jana het begin van een geweldig avontuur,
want alle tafels gingen geleerd worden, joepie! Zes weken later was
er helemaal geen enthousiasme meer. Tegen half december is Jana
een thuis een nukkig en moeilijk kind. Elke dag na school wordt de
boekentas in de hoek gesmeten. Haar ouders krijgen haar met moeite
aan het huiswerk, dat slordig wordt afgewerkt. Tafels oefenen resulteert
in een gillend kind en ouders die zich met de dag meer zorgen maken.
Maar de huiswerken van grote broer uit het 3de leerjaar fascineren
haar mateloos. Die mag al cijferen! Jana lost de cijferbewerkingen
(ook de vermenigvuldigingen waarvoor ze de tafels nodig heeft!) die
broerlief maar al te graag doorgeeft zonder problemen in een wip
op. Ze telt nog wel geregeld "in groepjes" maar haar temo is snel
waardoor dit niet echt opvalt. Jana is erg wispelturig geworden,
en ze durft heel brutaal te zijn thuis. In de herfstvakantie beterde
dat wat, maar nu de kersttoetsen er aankomen is het bijna niet te
harden thuis, met haar buien.
2) op school lastig, thuis het flinke maar stilaan ongelukkige kind
Karel (10, 5de lj) is op school dit jaar een "lastige jongen". In
de klas is hij zeer ongeduldig wanneer de juf eens iets opnieuw moet
uitleggen voor de iets minder snelle kinderen. Hij durft ook erg
geprikkeld te reageren, als de juf niet direct op zijn vragen komt
antwoorden tijdens het maken van oefeningen. De juf vindt eigenlijk
dat Karel moet leren geduld te hebben en te wachten op de anderen.
Ze is niet zo gek van kinderen die voorlopen. Allicht zitten die
ouders thuis dat kind te drillen. Ze zouden hem beter wat opvoeden.
Dat hij vaak nog vragen heeft bij oefeningen sterkt haar idee dat
dit kind helemaal geen extra uitdaging nodig heeft zoals de ouders
beweren, maar eerder een beetje meer discipline en minder meegaande
ouders. Ze dwingt Karel op school om het tragere tempo van de groep
aan te houden. Zijn gedrag gaat echter van kwaad naar erger, en ook
op de speelplaats begint hij nu lastig te doen. de juf van vorig
jaar heeft haar al bezorgd gevraagd wat er aan de hand is met Karel,
want vorig jaar was hij toch helemaal anders...De ene straf volgt
de andere op. Karel wordt dwarser. Tijd om de ouders nog eens op
het matje te roepen...
Karel is thuis een heel behulpzaam kind. Hij dekt elke ochtend de tafel, maakt
huiswerk in een mum van tijd, en heeft elke dag wel vriendjes over
de vloer die komen spelen. Alhoewel... dat is de laatste tijd opvallend
minder geworden. Hij doet aan sport en is dan een teamplayer, maar
wel eentje die graag mee bepaalt wat er gebeurt. De laatste tijd
is Karel vaak verdrietig, en dat uit zich nu ook in plagerijen
naar zijn zussen toe. Het lijkt wel of hij dit schooljaar erg gefrustreerd
wordt door iets op school en zich moet afreageren thuis. Wanneer
de ouders vragen wat er scheelt, zegt Karel dat de juf een hekel aan
hem heeft en dat daarom de kinderen hem ook beginnen te pesten op
school. Tijd voor een gesprek op school...
Twee uiteenlopende beelden ... en toch ligt de oplossing voor het
probleem vaak in het midden!
Wanneer je op een oudergesprek als leerkracht ouders treft die
een heel andere verhaal hebben dan jij, is het vooral van belang dat je oprecht
probeert dit andere beeld van het kind te begrijpen.
School en thuis verschillen geheel in context. Op school heb je een verlicht
programma, vaak opgelegd en grotendeels bepaald door de lerkracht. Een
kind zit ook in een grotere groep dan thuis en er spelen andere sociale
processen. Het is dus normaal dat een kind zich anders gedraagt in de
verschillende contexten.
Thuis voelt een kind zich ook veiliger en zal het gemakkelijker
zijn gevoelens tot uiting durven brengen. Thuis is er meer "aanvaarding"
zodat het risico op uitgesloten of worden veel minder groot is dan op
school.
Enkele raadgevingen die het jou als leerkracht gemakkelijker zullen maken
de problemen aan te pakken:
- Neem wat ouders zeggen serieus op. Samen sta je sterker.
- Zet ego's opzij, het gaat om het welzijn van een kind! Probeer buiten
je eigen kaders en gewoonten te denken.
- Probeer minstens de begrijpen wat ouders bedoelen ivm
het vermoeden van een hoge intelligentie en/of het presteren van
hun kind. Probeer daar ook iets mee te doen.
- Ga hierover in communicatie met de ouders. Zij zijn
heus niet onredelijk en kunnen vaak veel begrip opbrengen voor wat
wel en niet kan in de klas. Samen kom je er beter uit dan
alleen en tegen elkaar.
- Vermijd zelf labels te plakken
en "diagnoses" te stellen. Jij bent als leerkracht
hiervoor niet geschoold noch bevoegd. Snel geplakte labels wekken
(terecht) veel weerstand bij ouders en doen je als leerkracht
veel respect en krediet verliezen. Als er meer aan de hand is
dan alleen een hogere intelligentie zien ouders dat heus wel.
Bij vermoedens van leer- of ontwikkelingsproblemen, beperk
je zelf tot beschrijven van gedrag en feiten. Interpreteer zelf
niet.
- Heb vertrouwen in het feit dat ouders hun
kind op een realistische en open manier bekijken. Zij zullen heus
ook wel jouw beschrijving voor waar aannemen, maar kennenvaak hun
kind ook anders. Beide beelden samen geven een completer geheel waarmee
je samen aan de slag kunt .
- Onderzoek oprecht en zonder eigen taboes of ouders gelijk
hebben: daag
het kind gepast uit. Zoek ervaringen bij collega's. Schakel de
zorg van de school in. Lees enkele basisteksten.
- Ouders kunnen
je vaak helpen in je zoektocht. Zij hebben vaak al het hele zoektraject
gegaan over "wat er aan de hand is" met hun kind. Beschouw hen
als specialisten over hun kind. Ga over hoe je dit zult doen in
gesprek met
hen.
- Toets zo nodig door:(maar overdrijf niet!)
Leerlingenvolgsystemen
"boven niveau" kunnen van nut zijn (bv van 6 maanden of een jaar
verder), alleen: wees daarin realistisch: sommige opdrachten
moet je wel even uitleggen. Niet alle methodes en systemen zijn
verworven, zelfs al heeft een kind een zekere voorsprong. Een
eigen reeks oefeningen van een periode verder kan ook. Het gaat
erom een beeld te krijgen van wat een leerling uitdaagt, niet
meer of minder. Bespreek dit vooraf met de ouders zodat
ze niet het gevoel krijgen dat hun kind wordt "gepest met getest".
- Hoed je voor scheppen van hiaten.
Een kind dat voorstaat in één aspect van een vak, kan misschien
nood hebben aan het gewone tempo op andere momenten. Instructie
is soms (zij het soms ook versneld) gewoon nodig! Daarom is het
alvorens ander werkte geven, vaak nuttig om even te kijken of de
basis begrepen is. Dat kan door het kind één
of enkele basisoefeningen te geven, waarna de beslissing voor differentiatie
kan genomen worden. Schakel hierbij de ouders in.
- Je
kan het kind ook een rol geven in het (mee) sturen van zijn leerproces .
Veel snellerende kinderen kunnen met de verbetersleutels aan de slag
en zo zelf goed beoordelen waar ze uitdaging nodig hebben en wanneer
ze het gewone werk beter even
meedoen. Soms zullen ze dat gewone werk wel aan een sneller tempo
verwerken. Let
op: perfectionisme kan vertraging geven. Waak erover dat een kind
ook leert loslaten. Zelfstandig werken wil niet zeggen: aan
je lot overgelaten worden.
- Differentieer maar stapel het werk niet op
Het kind heeft géén behoefte aan méér werk,
maar aan ander werk of een sneller tempo van aanbod
of verwerking.
Doseer. Laat geen stapels werk ontstaan die dan in extreme
gevallen thuis moeten afgewerkt worden. Uitdagen is niet gelijk aan
meer moeten werken, wel aan gepaste
opdrachten die in dezelfde tijd als andere kinderen hun opdrachten
maken moeten kunnen afgewerkt worden. Blijf hierin redelijk. Wanneer
een kind heeft bewezen een opdracht te kunnen afwerken, overlaad
het dan niet met extra's. Ook jij het geen behoefte aan een werkgever
die je als "beloning" voor goed werk, nog wat meer werk in je korf
legt! Je zou voor minder trager gaan werken...
- Een IQ test geeft wellicht bevestiging of uitsluiting van vermoedens
Maar besef: ook een IQ test is een momentopname, en hoewel een kind
niet kan "meer" presteren dan er in zit, kan "minder" steeds
wel, zeker bij kinderen die zich niet lekker in hun vel voelen.
De vragen gaan niet weg door een IQ test, welke het resultaat ook is. Een
kind dat een sneller verwerkingstempo heeft, gaat niet plots trager werken
wanneer een IQ test niet boven de"magische 130 grens" komt.
- Betrek ouders bij elke stap die je zet ivm hun kind .
Zij kunnen je helpen, en zijn nog steeds de beste observeerders die
je kunnen veryellen welk effect je inspanningen hebben op het kind.
- Betrek zeker ouders
als je school een "beleid" rond hoogbegaafdheid op wil zetten. Niet
zelden neemt een school initiatieven die door ouders niet gesmaakt
worden omdat zij aanvoelen dat hun kind andere behoeften heeft. Zulke
situaties vermijd je best door ouders vanaf stap 1 te raadplegen.
Zij kennen de behoeften van hun kinderen vaak het beste.
- Schakel ouders zo mogelijk
in voor hulp in de klas of eventueel een uitdaging buiten de klas.
Intelligentie is ook erfelijk. Allicht kunnen ouders voor heel je
klas een verrijking geven in het aanbod. Initiatieven rond hoogbegaafden
worden in veel scholen mee gedragen door ouders die hiervoor met
plezier een inspanning leveren. Ouders kunnen bijvoorbeeld om beurt
een verrijkingsactiviteit organiseren. Dat kan vaak ook gebeuren
voor heel de klas. Zij kunnen kangoeroeklassen mee dragen. Zij kunnen
materialen aanreiken voor middagactiviteiten of hoekenwerk.
- Overweeg een basisvorming in het onderwerp hoogbegaafdheid voor
het hele team
Ouders zijn vaak gefrustreerd omdat ze elk jaar opnieuw dezelfde
stappen moeten doorlopen met nieuwe leerkrachten. Een basisvorming op
een pedagogische studiedag kan hieraan verhelpen.
Ouders en leerkrachten zouden ook samen lezingen kunnen bijwonen rond
het onderwerp.
- Kader maatregelen in het globale zorgbeleid van je school
Bekende paden vormen vaak een goede basis. Zorg voor leerproblemen
staat vaak al op punt in je school. Je start daarbij vaak met
een intake gesprek, je organiseert een MDO met ouders samen,
je volgt op via een contract en/of stappenplan, je hebt bepaalde
communicatielijnen met ouders afgesproken via juf en/of de zorgverantwoordelijke...:
al deze zaken kan je ook gebruiken bij hoogbegaafden. Zorg dat
hoogbegaafden een "natuurlijke" groep "zorg"kinderen is, geen
groep die "lastig" is.
- Blijf positief. Uitgaan van wat kinderen kunnen is nog steeds
een betere weg dan de focus op hun onvermogen. Geef vleugels,
knip ze niet af.
Wedden dat die "lastige ouders" helemaal niet zo lastig blijken
te zijn dan je eest dacht?
Verder lezen? lees ook eens bij alle
dagen pauze over het onderwerp.
YW december 2011
|