Commissie voor Onderwijs, Vorming en
Wetenschapsbeleid Vergadering van 12/11/2002
Vraag om uitleg van de heer Dirk De Cock tot mevrouw Marleen Vanderpoorten,
Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de acute problemen bij hoogbegaafde
kleuters
De heer Dirk De Cock : ..."De problematiek van hoogbegaafde
kinderen kwam de laatste jaren regelmatig ter sprake in deze commissie.
Toch zijn er nog acute problemen waarvoor in het belang van de kinderen,
dringend een oplossing moet worden gezocht. Onlangs kreeg ik een verhaal
te horen van een verontruste moeder over haar vierjarig dochtertje dat
overduidelijke tekens van hoogbegaafdheid vertoont.
Na de nodige testen en gesprekken mocht het meisje op driejarige leeftijd
al naar de derde kleuterklas, twee schooljaren hoger dan haar leeftijdgenootjes.
In het begin verliep alles vlot tot het meisje zich ook daar begon te vervelen.
Groot was dan ook de teleurstelling toen de ouders hoorden dat het meisje
niet over mocht naar het eerste leerjaar omdat ze hiervoor wettelijk gezien
te jong was. Ze zou het derde kleuterklasje moeten overdoen.
Samen met de directie werd er echter afgesproken dat het kind dit schooljaar
als vrije leerling mocht starten in het eerste leerjaar. Het meisje bloeide
helemaal open, kan vlot mee en ook de leerkracht is vol lof. De ouders
kregen weer hoop tot er bureaucratische problemen opdoken. Bij een bezoek
van de inspectie kreeg de directie te horen dat het vierjarig meisje niet
mocht deelnemen aan de lessen van het eerste leerjaar, ook niet als vrije
leerling. Om dit toe te laten heeft de school een officieel schriftelijk
bewijs nodig. Een tweede probleem betreft de subsidiëring. De school
zou volgend schooljaar geen subsidie meer ontvangen voor het meisje.
Mevrouw de minister, deze problematiek ligt me na aan het hart. Ik wil
u dan ook enkele vragen stellen. Vanaf welke leeftijd mag een kind het
eerste leerjaar aanvangen? Mag een vierjarig kind, wanneer het na rijp
beraad de toestemming krijgt van de directie en er in de school werkelijk
een draagvlak aanwezig is om het kind te begeleiden, als vrije leerling
deelnemen aan de lessen in het eerste leerjaar? Is daar een officieel document
voor nodig? Zo ja, welke instantie beschikt over de bevoegdheid om zo’n
document uit te reiken en op grond waarvan? Indien neen, welk alternatief
is er dan voor zo’n kind? Kan een school worden gesubsidieerd voor
een vrije leerling? Zo neen, op welke manier kan het probleem dan het beste
worden benaderd wanneer we ervan uitgaan dat we in de toekomst toch minder
in schooljaren zullen denken en meer in basispakketten? Welk traject kan
een school die zich met een dergelijk probleem geconfronteerd ziet, het
beste volgen?"
Bijkomende tussenkomst van Julien Demeulenaere : "...We
zijn net terug uit Noorwegen. We hebben aan de universiteit van Oslo vernomen
dat velen daar student blijven tot hun 30e of zelfs 40e. Er wordt ernstig
aan gedacht om premies toe te kennen aan studenten die op tijd afstuderen.
De vraag van de heer De Cock doet me opmerken dat dit een manier is om
tijd uit te sparen. Ik ken ook een voorbeeld van een kind in de tweede
kleuterklas dat al kan lezen en schrijven. Dat kindje is gedwongen om er
te blijven als er niets gebeurt. Ik sluit me dan ook aan bij de vragen
van de heer De Cock en vraag om dringende maatregelen.
Minister Marleen Vanderpoorten : "...Om hoogbegaafde
kinderen vlotter te laten doorstromen, werd de regelgeving inzake toelatingsvoorwaarden
via onderwijsdecreet XIII van 13 juli 2001 reeds versoepeld. Sinds 1 september
2001 is het mogelijk dat leerlingen in het gewoon lager onderwijs op
een termijn van 4 jaar hun lager onderwijs beëindigen. In uitzonderlijke
omstandigheden is het mits afwijking van de Vlaamse regering zelfs mogelijk
om die termijn nog in te korten.
Aan de leeftijd waarop een kind het lager onderwijs kan aanvatten, zijn
nog geen wijzigingen aangebracht. De normale regel is dat een leerling
6 jaar moet zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar om toegelaten
te worden tot het lager onderwijs. Ouders kunnen echter beslissen om
hun kind één schooljaar vroeger het lager onderwijs te laten
aanvatten. Een leerling die 5 jaar wordt voor 1 januari van het
lopende schooljaar kan dus ook in het lager onderwijs worden ingeschreven.
Een voorafgaand advies van de klassenraad en het CLB is vereist, maar het
zijn de ouders die hierover de uiteindelijke beslissing nemen.
Het begrip vrije leerling is nergens ingeschreven in de regelgeving voor
het basisonderwijs. In principe kan een vierjarig kind dan ook geen toestemming
krijgen om als vrije leerling deel te nemen aan de lessen van het lager
onderwijs. Een officieel document om hiervoor de toelating te verlenen
kan dus niet worden afgeleverd.
Een zorgbekwame school met oog voor de specifieke noden van hoogbegaafde
kinderen is gericht op een optimale integratie en op differentiatie. Dit
wil zeggen dat hoogbegaafde kinderen zich kunnen integreren in een heterogene
groep. Het is belangrijk dat deze kinderen ook de kans krijgen om deel
uit te maken van een groep en het gevoel ontwikkelen van erbij te horen.
Anders lopen ze het risico om te worden geïsoleerd.
De leerkrachten differentiëren intern naar inhoud, dat is het indikken,
verbreden en verdiepen van de leerstof, en naar aanpak, dat is het hanteren
van een meer open, creatieve onderwijsstijl, het coachen van de leerling
bij zelfstandig werk, het gericht inzetten van ICT , enzovoort. Naarmate
de kinderen ouder worden kan de leerkracht het hoogbegaafde kind vragen
om de medeleerlingen te helpen bij opdrachten of bij het verwerken van
de leerstof. Het kind leert op die manier zijn kennis en vaardigheden constructief
in te zetten. Het leren omgaan met de eigen hoogbegaafdheid in een context
van anders- of minderbegaafden is trouwens een cruciale vaardigheid in
het leven van een hoogbegaafde.
Hoogbegaafde kinderen kunnen functioneren met ontwikkelingsgelijken. Binnen
een basisschool kan onderzocht worden hoe men meer- of hoogbegaafde kinderen
gedurende bijvoorbeeld een aantal uren per week samen aan een aantal taken
kan laten werken, aansluitend bij hun capaciteiten en interesses. Deze
vorm van externe differentiatie is dan, net zoals de maatregelen ten behoeve
van leerlingen met leerachterstanden, ingebed in een inclusief schoolbeleid.
Enkel regelmatige leerlingen komen in aanmerking voor financiering of subsidiëring.
Een regelmatige leerling is een leerling die onder andere voldoet aan de
toelatingsvoorwaarden. Vermits een vierjarige, overeenkomstig de huidige
reglementering, niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor het lager
onderwijs, zal de school voor deze leerling niet worden gefinancierd of
gesubsidieerd.
De opvang van hoogbegaafde kinderen kan niet worden opgelost door de juridische
mogelijkheid tot inkorting van de studieduur alleen. De vraag naar onderwijs-op-maat
voor hoogbegaafde kleuters door middel van externe differentiatie, is verantwoord
als er een evenwichtige ontwikkeling wordt beoogd. Een eenzijdig tegemoetkomen
aan de cognitieve honger van die kinderen door hun schoolloopbaan steeds
maar te versnellen, zou voorbijgaan aan hun sociaal-emotionele noden. Daarom
is het belangrijk dat er, zeker bij kinderen van zeer jonge leeftijd, goede
afspraken worden gemaakt met de ouders zodat zij geen eenzijdige verwachtingen
van de school hebben. Kinderen groeien op in een gezin, hebben vrienden
en gaan naar school. Het is net de schoolomgeving die voor een tegengewicht
kan zorgen en vooral de sociale ontwikkeling kan bevorderen.
Er zal moeten worden geïnvesteerd in de differentiatiecapaciteit van
leerkrachten en scholen. Dit past in de gevoerde politiek van het omgaan
met verschillen. De zorguren die met ingang van 1 september 2003 aan basisscholen
worden gegeven, moeten leerkrachten beter in staat stellen om een individueel
begeleidingstraject voor die kinderen op te stellen en uit te voeren. Samenspraak
met de ouders en overleg met het CLB en de zorgcoördinator zullen
dit werk van de leerkracht ondersteunen.
Er gebeurt dus zeker iets voor hoogbegaafde kinderen. In de lagere school
en inzake differentiatie, zorg en dergelijke, kunnen kinderen volgens de
huidige regelgeving niet vanaf 4 jaar naar het eerste leerjaar. Ik wil
advies vragen aan experts om te weten of we daaraan moeten sleutelen. We
moeten ook rekening houden met sociaal-emotionele implicaties. Er zijn
ook verschillen tussen een kind van 4 en een kind van 6 op het cognitieve
en op het lichamelijke vlak. Ik pleit ervoor om een uitgebreid advies te
vragen. Ik zal dat met veel plezier doen en met veel interesse afwachten."
Dirk De Cock : "Mevrouw de minister, ik constateer met u dat er
nog geen oplossing is voor vierjarige kinderen, maar ik ben tevreden dat
u experts wilt raadplegen om hierover na te denken. Ik ben het met u eens
dat we de spanning tussen de geestelijke en de fysieke leeftijd van het
kind in het oog moeten houden. Ouders kunnen na rijp beraad en na gunstig
advies beslissen om hun kind één jaar vroeger naar het lager
onderwijs te sturen. Als dat nog vroeger zou kunnen, dan zouden de experts
daar nog veel meer bij moeten worden betrokken. Dat mag niet worden overgelaten
aan de ouders alleen. De school moet daarvoor ook het draagvlak kunnen
bieden. Mevrouw de minister, we zitten in deze zaak op dezelfde lijn."
|