Hoe herken ik (hoog)begaafdheid bij een
kleuter of jong kind?
Veel ouders beseffen pas dat hun kind iets bijzonders doet, zodra ze
hun kind bij vrienden of familie, op school of in de kribbe bezig zien
tussen leeftijdsgenootjes. Kleuters vallen thuis niet op als ze kleuren
benoemen, mooi tekenen, al met de computer spelen of in volzinnen spreken.
Als ouders ben je dat gewend van je kind, denk je wel eens dat hij/zij
pienter is, zoals elke ouder zijn/haar kind het knapste kind van de wereld
vindt (wat het ook is), en de kous is af.
Thuis is het ook gemakkelijk je kind op een vrije manier te laten evolueren:
niets moet, alles mag, er is geen programma van wat een kind mag of moet
kennen.
En dan komt je kind op school, en "leert" het kleuren die het
al een jaar benoemt, moet het insteekpuzzels maken terwijl het thuis al
gewone puzzels legt van 50 stuks, moet het leren knippen terwijl het dat
al kon, en leert het versjes van drie lijnen, waar hij/zij al volop liedjes
van kleinkunstzangers meezingt thuis.
Wij hebben in de HBBK oudergroep
in 2003 een lijst van 32 punten die initieel gebaseerd is op literatuur
over hoogbegaafdheid bij kinderen, aangevuld met eigen bijdragen, proberen
in te vullen met "mijn kind ook" en "neen, mijn kind niet"
uitspraken. Wat eruit is gekomen vind je op deze pagina weergegeven.
Waarschuwing voor wie dit niet zo graag leest: dit document
staat vol anekdotes. Anoniem gemaakt.
Onderstaande lijst geeft jou als ouder misschien wel een gevoel van herkenning.
Bedenk wel dat deze lijst natuurlijk verre van een wetenschappelijk onderbouwd
instrument is om tot de conclusie te komen dat je kind hoogbegaafdheid
is. Maar als je bij je kind een groot deel van deze punten herkent, is
het misschien wel aangeraden over een IQ test te gaan denken (zie onderdeel
testen op deze site).
De "kenmerken" die we uit literatuur haalden, zijn vetjes gemaakt.
De ingesprongen teksten zijn de eigen ervaringen/anekdotes van enkele ouders
met hun jonge kind.
Lees over jonge hoogbegaafde kinderen en de zoektocht/twijfels van de ouders
ook eens dit verslag van een bijeenkomst van Pharos Flevoland op:www.pharosnl.nl/algemeen/flevoland/jongkind.htm
Is zich zeer bewust van de fysieke omgeving.
- Ja hoor, mijn zoontje (5) heeft alles gezien als hij ergens binnen
komt. Hij is ook erg gevoelig voor de natuur, en is zeer alert op
de kleinste details. Er kan geen vliegje voorbij vliegen, geen vogel
fluiten, of hij ziet en hoort het. Dit is meestal wel leuk voor
hem, maar geeft soms ook wel té veel invloeden in dat hoofdje.
En dan wil hij dat het even rustig is, vraagt hij echt naar in een
hoekje rustig kunnen zitten met bv een stripverhaal, en sluit hij zich
ook even volledig af.
Stelt vragen over abstracte ideeën zoals liefde, gevoelens,
relaties of rechtvaardigheid. Is erg geïnteresseerd en nieuwsgierig
naar de zin van leven en dood.
- Onze oudste kinderen (4 en 5 nu) zijn alletwee op hun 3 jaar heel erg
bezig geweest met wat doodgaan eigenlijk was. Dat speelde ook wel
mee in de angsten ivm het gaan slapen (schrik niet meer wakker te worden).
- Een leuke anekdote, M. was 3 jaar. Op school had de juf verteld
over echtscheiding, omdat er enkele kindjes in de klas dit meemaakten.
Hij was daar wel wat mee bezig, met hoe liefde ook kon "weg"
zijn ineens, en wat dit voor nadelen kon hebben. Op een ochtend
stond een vader het verkeer aan de school te regelen. Hij wees en
zei: Kijk mama, da's zo'n papa die veel ruzie had met de mama, en daar
staat-ie nu zeg, heeft geen huis meer en nu moet die maar op straat rondlopen".
- De marslanding was bij onze oudste (6) aanleiding tot een aantal gesprekken
over hoe uniek het leven op aarde wel is, en of er ergens anders dan geen
leven zou bestaan. Voor sommige vragen zijn we toch maar eens op internet
gaan zoeken, hij ging nogal ver door.
Heeft minder slaap nodig dan andere kinderen van dezelfde leeftijd.
- Zonder de minste twijfel. Wij lazen "De pasgeboren baby slaapt
20 tot 22 uur per etmaal." Wij dachten dat er iets vreselijks mis
was met ons kind: F. sliep zo'n 12-14 uur. En dat ging altijd maar naar
beneden. Momenteel (4,5 jaar) zitten we rond 10u30 per nacht. Hij sliep
overdag heel snel niet meer. In de 1e kleuterklas moesten alle kindjes
in de namiddag 1 uurtje op een bedje gaan liggen. Dit moet voor hem een
ware marteling geweest zijn ...
- J. (7) heeft haar slaap wel nodig. Ze sliep ook erg vlug door (op
3 à 4 weken) waardoor ze overdag wel veel wakker was.
- N. (6) slaapt en sliep volgens een vrij normaal patroon, na de eerste
drie maanden.
- Vreselijk! Toen I. (nu 4) 1 week oud was sliep ze 's nachts 7 uur,
overdag in dutjes 5 uur. Dus 12 uur wakker! Probeer maar eens een baby
te animeren gedurende 12 uur. Ik was uitgeput!
- R. (4) sliep NOOIT overdag tenzij je een wandelingetje maakte of met
de auto reed. Steeds nieuwsgierig en niet lastig. 's Nachts ook een heel
onrustige slaper, ging pas naar bed om half tien en werd heel veel wakker
in zijn eerste levensjaar. De laatste weken heeft hij bijna dagelijks
een nachtmerrie.
- F. (2) is een goeie slaper zowel 's nachts als overdag . Nu ze naar
school gaat sinds november slaapt ze bijna nooit meer in de namiddag:
wil liever naar school dan slapen. De laatste tijd is zij wel onrustige
en veel wakker 's nachts.
- Onze drie zonen (2,4,5) hebben als baby nooit zo erg veel geslapen
overdag. Maar ze sliepen volgens ons aanvoelen wel lang 's nachts
in hun babytijd. Toch wel tussen middernacht en 6u. Wij maar
denken dat dit veel was...tot één of andere collega ons
uit de droom haalde. Tegen de tijd dat ze liepen sliepen ze wel rond de
12 u per nacht. Ze hebben wel lang onderbroken nachten gehad (zo tot hun
4 jaar zeker, de twee oudsten, en de jongste leert nu pas, hij is 3,5,
om 's nachts niet te verhuizen van bed). Een middagdutje hebben de twee
oudsten wel lang gedaan. Zelfs toen ze al naar het zomerklasje gingen,
haalden we ze elke middag van school om te gaan rusten.
Beweegt veel. Is zeer actief – lijkt soms hyperactief.
- N. zit wel altijd te wiebelen op haar stoel als ze ergens mee bezig
is, maar volgens mij niet extreem. Is verder niet zo actief geweest, dat
ze vaak viel of zo. Integendeel, ze was juist vrij voorzichtig.
- I.(4) zit een hele dag te wiebelen en wriemelen en wroeten.
- Uit zich verbaal bij L. (5). Hij zwijgt nooit en geraakt zo heel wat
energie kwijt.
- Niet van toepassing op J. (7). Ze is eerder heel rustig.
- L. (3) heeft hyperactieve buien, alsof ze energie opspaart en die
om de zoveel tijd moet kwijtgeraken en dan is ze net een dolgedraaid beest:
zingen, springen, lopen, dansen en daarna uithijgen en goed slapen die
nacht : ). Ik ben net zo, eigenlijk.
- R. (4) is een vrij rustig kind.
- F. (4) zit nagenoeg nooit stil, tenzij bij een PC-spel waar hij erg
geconcentreerd bezig is. Buitelt over de leuning van de zetel terwijl
hij naar TV kijkt. Vormt een 'hangbrug' tussen stoelleuning en tafel om
te eten. Valt geregeld van een stoel omwille van de onophoudelijke acrobatieën.
Heeft al een litteken op het voorhoofd t.g.v. deze kuren. Is onvermoeibaar.
Zwijgt nagenoeg nooit - is altijd iets aan het uitleggen of iets aan het
vragen.
- F. (2) is actief maar niet hyper.
- N. (5) is altijd zo beweeglijk geweest dat ze al zeer jong over hyperactief
begonnen te spreken (onthaalmoeder, buren). Hij is nu wel veel rustiger
en beheerster aan 't worden. Wat we wel merken is dat hij weer veel
beweeglijker wordt als hij zich ergens (of bij iemand) niet veilig voelt.
- N. (5) is altijd erg beweeglijk geweest. Op het onbeheerste
af de eerste jaren. Gelukkig is dat nu beter, het aantal levensjaren
is nu groter dan het aantal gaten in zijn hoofd die moesten genaaid worden
(o ja, het gebeurde steeds op nieuwjaar, bij familiefeesten enzo, nooit
op een gewone dag deed hij dat, die gaten vallen - wat verwacht je anders
van een bijzonder kind...).
Sprak vroeg, of juist laat maar dan ineens zeer goed.
- F. (4) sprak niet vroeg. Maar éénmaal hij begon te spreken
was het verschil met wat als 'normaal' in boeken beschreven stond, en
met wat we van andere kindjes hoorden wel opvallend. Toen hij 3 jaar was
heeft de juf van de 1e kleuterklas zowat *elke* keer dat ze ons zag haar
verbazing geuit over zijn 'ongelofelijk taalgebruik' (dit slaat zowel
op zinsbouw, uitspraak en woordenschat).
- J. (7) sprak heel vroeg. De eerste woordjes zei ze toen ze 10 maanden
oud was (papa, poes). Ze was ook heel vroeg bezig met gedichtjes zeggen.
Het gedichtje van Minneke Poes zei ze op toen ze 18 maanden was (weliswaar
nog niet alles juist uitgesproken). Toen ze twee was kon ze de telefoon
opnemen en zeggen: 'mijn mama kan nu niet aan de telefoon komen want ze
is de baby aan het eten geven'. Ze was ook al heel vroeg bezig met woordspelletjes.
- N. (6) sprak ook vroeg. Voor 2 jaar in volledige keurige zinnen. Aanvankelijk
in ons limburgs dialect. Maar op eigen initiatief is dat met 1,5 jaar
veranderd in Nederlands. Hier was ze ook niet meer van af te brengen,
zodat wij na enige tijd ook maar overstag zijn gegaan om allerlei vreemdsoortige
vervormingen te voorkomen. Ook had ze een grote woordenschat en kon abstracte
begrippen heel vroeg op de juiste manier inbouwen in haar zinnen.
- I. (4) sprak niet echt vroeg denk ik. Spreekt nu wel zeer vlot met
grote woordenschat. Maar niet vroeg dus.
- L. (5) sprak zeker opvallend vroeg.
- L. (3) begon laat, maar komt tegenwoordig zeer goed op dreef met monologen
waar je geen speld tussenkrijgt.
- R. (4) sprak vroeg.
- Onze zoon (10) maakte al zeer jong geluiden met veel intonaties, wij
noemden dat hier praten voor hij kon praten. Hele verhalen zonder echt
woorden te vorme,. Als ik dat nu op video zie, denk ik, toen al kon hij
niet ophouden. In de peuterklas werd hij als "erg verbaal" kind
aanzien, de meeste kindjes konden nog geen volzinnen maken, hij wel.
- F. (2) sprak vroeg.
- M. (nu 5) sprak vroeg. Hij had op 15 maanden al begrip van "mijn
en dijn". Zo moest er niemand aan "mijn broertje"
komen, toen die pas geboren was. En verder kon hij ongelooflijke
verhalen vertellen, waarin je her en der woorden kon herkennen, waardoor
je toch wel de verhaallijn mee kon volgen. Wat vooral opviel was de duidelijkheid
in het uitspreken van zijn woorden. Hij heeft bijna geen vervormde woorden
gekend. S. (nu 4) was iets later, en T. (nu 2) begon veel later, maar
loopt dan weer snel in, qua begrip van woorden. Op zijn 2 jaar heeft
hij begrip van kleuren, positionering (op-voor-achter-boven-onder-naast),
van mijn en dijn, verleden en toekomst (maar hij haalt de woorden "gisteren"
en "morgen" nog steeds door elkaar, goed dat hij zijn werkwoorden
juist vervoegt), enz.
Kan zich langdurig concentreren op zaken die hem/haar interesseren.
- Nog niet gemerkt bij F. (4), we weten ook niet goed wat we ons hierbij
moeten voorstellen. Hij heeft wel alles gehoord wat we zeggen, zelfs als
hij in een andere kamer met iets bezig is.
- M.(5) is gebiologeerd door films, door verhalen op cd, verhalen die
je voorleest, door bepaalde computerspellen of puzzelspellen. Hij kon
ook op zijn 4 jaar probleemloos een gans stripverhaal doornemen, er van
alles bij vertellen, zonder zijn concentratie op het verhaal te verliezen.
Volgens de psychologe is dat lang. Maar als iets hem niet boeit,
is zijn aandacht binnen de kortste keren ergens anders op pad.
Kan al vroeg lezen. Leert zichzelf lezen.
- Papa en mama leerden F. (4) zelf de letters toen hij 22 maanden was,
op een tweetal weken, m.b.v. een speelgoedtapijt met schuimrubberen tegels.
Zonder twijfel momenteel F.'s sterkste punt. Op 4,5 jaar leest hij (volgens
de school) probleemloos begrijpend AVI-5 (en waarschijnlijk hoger, maar
men had de test gestopt omdat "dat toch al het 3e lj is, en hij wat
moe begon te worden"). Hij schrijft in blokletters ganse verhalen.
Onlangs werd er een ganse week over planeten & heelal gesproken op
de school (een topper!). De juf verbaasde zich erover dat ze slechts éénmaal
de namen van de planeten had vermeld, en dat hij daarna in zijn schrift
(op 1 A4 blad) dit 'verhaaltje' neerschreef (in BLOKLETTERS) en voorlas
in de klas: [de lettertekens, hoofd- en kleine letters heb ik zelf toegevoegd,
schrijffouten heb ik niet verbeterd!]
De astronaut stapte in de raket en vloog de lucht in 3/2/1/0/-1 (*)
GOROEF JOEF. Hij drukte op de toeter TUUT TUUT GOEF. Hij kwam Venus
tegen en Mars en Mercurius GOEF TUUT TUUT en een luchtballon, zelfs
twee. En hij kwam Saturnus ook tegen en en ja welke nog? Uranus, dat
is het! Ja, gevonden! Hij vloog JOEF verder. Hij kwam een ster tegen,
maar het was geen ster, het was gewoon Venus. Hij wist het niet eens!
Daarna wist hij het. Daarna was hij het vergeten. Hij vloog verder.
Hij kwam opniew Uranus en Pluto tegen. Hij sprong naar beneden. Hij
klom op een berg en KNOTS BOEM PATAT ONEE OEI! Hij viel af de berg BOENGK.
Hij klom terug op de berg. Er lag sneeuw op de berg. Hij gleed opniew
af de berg JOEF ------ JOEF ----- [hier was de inspiratie duidelijk
op, want er volgt een ganse pagina met lijntjes, hier en daar onderbroken
door "JOEF" en "ROEF" en in 't midden "Eindelijk
gleed hij er niet af maar JOEF"
(zie voor dit verhaaltje ook bij de afdeling "Kunst van onze Kids")
- Letters heeft N. (6) voor een deel geleerd vanaf 2 tot 4 jaar. Lezen
kon ze toen nog niet. In haar 2e kleuterklas heeft ze zich grotendeels
zelf leren lezen. Momenteel (1ste leerjaar) leest ze AVI-8. Lezen is echt
haar passie. Letters heeft ze voor een deel geleerd vanaf 2 tot 4 jaar.
Lezen kon ze toen nog niet. In haar 2e kleuterklas heeft ze zich grotendeels
zelf leren lezen.
Reageert intens op geluid, smaak, geur of gevoel.
- M. heeft eens zo hevig gereageerd op de geur van mosselen, dat hij
zijn bord omkieperde. Een week later vertelde hij het nog, toen
we langs dat restaurant kwamen, dat ze zo'n stinkende mosselen hadden.
Houdt van stimulatie en actie. Is zelden tevreden
met stilzitten.
- "Of het niet te veel verandering zou zijn, een andere onthaalmoeder
bij". We hebben die dame direct gerustgesteld: ons kind reageert
op elke verandering met een luid hoera!
- Onze kinderen hebben dat allemaal: alle nieuwe dingen worden onthaald
met veel nieuwsgierigheid en openheid. Ze hebben helemaal geen verschijnselen
zoals moeten wennen aan een nieuwe omgeving. Nieuwe volwassenen
worden gewoon beschouwd als nieuw speelgoed, en worden honderd uit gevraagd.
Is zeer emotioneel – weent makkelijk, is snel boos of opgewonden.
- Heel herkenbaar. Ook N. (6) kan bij het minste wat mis gaat al beginnen
te huilen. Het lijkt wel of ze ergens een kraantje opendraait. Ook wordt
ze heel snel boos. Als je iets wilt uitleggen dan begint ze al te huilen
of te schreeuwen dat we haar toch niet begrijpen.... Extreem snel in paniek
als dingen niet lukken. Ik heb wel het idee dat het steeds erger is geworden,
vooral vanaf haar 4e jaar.
- R. (4) is ook zeer gevoelig! weent heel vlug. Was tijdje pestslachtoffertje
op de speelplaats maar is nu al wat weerbaarder.
- J. (7) is heel emotioneel. In haar relatie met vriendjes heeft ze
het moeilijk om in te schatten wat andere kinderen over haar denken en
ze trekt het zich dan ook heel erg aan als ze denkt dat niemand met haar
wil spelen of dat iemand haar vrien wil zijn. Ze reageert ook heel emotioneel
op bepaalde gebeurtenissen zoals de dood van iemand (al toen ze 2 was),
het onrecht in de wereld (kinderen die honger), oorlog, ...
- F. (2) is ook gevoelig zeker als ze een opmerking krijgt van mama
of papa of van haar broer niet mag meespelen.
- F. (4) kan zich heel kwaad maken als iets niet gans verloopt volgens
wat hij in zijn hoofd gepland had. Nog maar een uur geleden was hij aan
het schuimbekken omdat hij een 'spel' bedacht had, waarbij ik moest trachten
aan een ring te trekken, die vast zat aan een elastiek, die over een zetel
liep, en waaraan een staaf met een gat in vastzat, waarbij een andere
staaf over die eerste staaf lag, en door te trekken moest een stuk van
die eerste staaf in het gat terecht komen, hetgeen fysiek volledig onmogelijk
was (kan iedereen nog volgen of moet ik een tekening maken?). Toen het
niet lukte probeerde ik het op een andere dan De Voorgeschreven Manier,
en dat leidde tot een gebrul van jewelste. Hij was wel snel gekalmeerd.
- I. (4) is heel emotioneel. Trekt zich elke opmerking aan. Denkt dan
dat niemand haar vriend wil zijn. Kan lang duren eer het weer goed komt.
- Stoere L. (3) moet je zeer voorzichtig aanpakken, gewoon een opmerking
zonder stemverheffing, zoals L. dat mag je écht niet doen, je kan
je pijn doen' wanneer ze met een slagersmes zwaait, kan haar al doen huilen
en snikken alsof haar wereld vergaat.
Heeft een uitstekend geheugen.
- Toen F. (4) zo'n 22 maanden was, vond hij een sierdop van een auto.
"Waarom staat daar een ster op?" "Omdat dat van een Mercedes
is" Dit was het begin van een Razende Rally om *alle* logo's van
*alle* merken te herkennen. Wij hebben zelf heel wat bijgeleerd op logo-vlak
in die tijd. Maar als je gehaast was kon je beter niet de auto op een
grote parking plaatsen ;-) Op één maand tijd leerde hij
22 (!) verschillende logo's herkennen. (in dezelfde periode leerde hij
ook alle letters en cijfers, en een tiental kleuren). Hij kijkt nog steeds
graag in autoboeken. Van verschillende auto's moet hij slechts een detail
(bv lamp) zien of hij kan al het merk (en soms het model) zeggen...
- Wat ons vooral is opgevallen bij N. (6) is haar geweldig goed geheugen.
Ze kon zich routes herinneren, waar ze slechts eenmaal was geweest. En
ze kon je dan ook precies vertellen bij wie we toen geweest waren. Ze
kende hele passages uit haar voorleesboeken uit haar hoofd. O wee als
wij een fout maakten. Ze kende een heleboel reclamespotjes letterlijk
uit haar hoofd, en niet alleen die spotjes die voor kinderen bedoeld waren.
Ze kende ook een heleboel automerken, alleen niet bij merknaam, maar 'dat
is dezelfde auto als die en die heeft'. Maar zij zag ook de verschillen.
Zo was er die ene auto 'precies dezelfde auto als opa heeft, hij heeft
alleen andere wielen' (op 2 jr. leeftijd). De andere wielen bleken andere
wieldoppen te zijn. Dit soort verschillen zag zij altijd in een oogwenk.
Vindt het zeer belangrijk dat mensen ‘eerlijk’ zijn.
Klaagt als zaken ‘oneerlijk’ zijn.
- Niet gemerkt bij F. (4).
- M. (5) houdt de juf nauwlettend in 't oog. Als ze zegt dat het
eerste kindje dat de vinger opsteekt mag antwoorden, en ze vergist zich,
mag ze rekenen op een zeer verontwaardigd protest.
- M.(6) wordt door zijn juf omschreven als de rechtvaardigheidszoeker
in de klas. ZIjn klasgenootjes rekenen ook op hem om dingen recht te zetten,
dingen aan te brengen die niet eerlijk zijn...Toen de kinderen van het
zesde leerjaar laatst de klasbal van zijn klas namen om te voetballen,
en de kinderen van zijn klas niet mochten meespelen, was hij, de kleinste
pruts van de klas (hij is een jaar jonger en ook fysiek nogal klein) degene
waar iedereen op rekende om het te regelen (wat hij ook deed, grootte
van de tegenstander is helemaal niet van belang als het om oneerlijkheid
rechtzetten gaat)
- N. was 4 toen hij in de klas zat met een kindje dat nooit een knabbeltje
meekreeg om tijdens de pauzes op te eten. Alle andere kinderen hadden
er wel ééntje. Hij vond dat zo erg, dat hij, ondanks
het feit dat dit kindje door gans de klas als "stinker" werd
bestempeld (wat hij ook helemaal niet fijn vond, maar effectief, het ventje
had een geur bij), en het manneke hem ook niet erg lag, hem zijn beste
vriendje noemde en elke dag zijn knabbel deelde.
Is extreem nieuwsgierig – vraagt “Waarom?”
“Hoe?” “Wat als…?”. Is sterk geïnteresseerd
in oorzaak-gevolg relaties.
- F. (4) stopt NOOIT met vragen. Bv. lamp brand als men schakelaar flipt:
hoe komt dat? Van waar komt de elektriciteit?
- Het blijft komen bij I. (4) - ze gaat ver en diep
- Ook bij N. (6). De waarom-vragen kwamen ook hier al vanaf haar 2e
verjaardag. En vooral belangrijk; ze was niet snel tevreden. Je kon je
er niet snel vanaf maken met een half antwoord. En als je het antwoord
schuldig moest blijven, wat ook wel eens voorkwam, dan was ze boos.
- Hier ook bij L. (5), stopt niet (ik dacht altijd dat dat een fase
was in de kleutertijd: vergeet het maar). Ook hier dus eregeld 'what if's'
over veel zaken, hij drijft me gewoon in het nauw daarmee en is altijd
zwaar teleurgesteld als ik op den duur geen antwoord meer heb.
- R. (4) ook: vooral vragen met betrekking tot heelal, de aarde en hoe
wij als mens functioneren, houden hem sterk bezig. "Als dan"
is voor R. (4) een veel gebruikelijk iets. Hij durft dit zelfs toepassen
bij ons : mama als ik dat goed doe of zo doe dan mag ik de volgende keer
dit ...
- Klopt. J. (7) analyseert de dingen heel erg en legt voordurend verbanden
tussen oorzaken en gevolgen. Ze heeft een heel brede interesse: van vragen
over het sterrestelsel tot vragen over politiek, interesse in natuur en
vogels, hoe worden dingen gemaakt. Ook heel veel interesse in vragen als
'bestaat God' en waarom geloven daar zoveel mensen in.
- F. (2) stelt zelf hel veel vragen: welke, hoe, waarom,waar... Vooral
de "waarom" uitleg kan haar kopigheid ombuigen tot medewerking.
- Dat weet ik niet zo goed voor N. (6). Volgens mij valt dit bij ons
onder de waarom-vragen.
Laat zich zo diep met zaken in dat hij/zij zich niet meer bewust
is van iets anders – “zit in een eigen wereld”.
- Niet echt gezien bij F. (4).
- Dit heeft J. (7) alleen als ze zit te lezen.
- Nee, I. (4) heeft altijd aandacht voor omgeving.
- L. (5) wel, o ja. Maar is dat niet een eigenschap die ze vooral
aan jongens toeschrijven? Dat ze zich maar ten volle op één
ding kunnen concentreren en dan ook helemaal van de wereld zijn en dat
vrouwen aan meer dingen tegelijk aandacht kunnen geven, steeds met een
half oor luisteren naar wat er rond zich afspeelt? Niet dat ik daar zo
per se in geloof, maar dat hoor je toch vaak?
- R. (4) kan inderdaad zeer gedreven zijn in zijn spel zodat hij niet
hoort wat je zegt of zelf vergeet dat hij dringend naar toilet moet.
- F. (2) heeft dit niet , heeft aandacht voor de omgeving.
- Hier merken we niet veel van bij N. (6). Wel kan ze nog lang na een
'droevige' gebeurtenis hier weer op terug komen, meestal zonder dat daar
aanleiding toe is.
- Ja hoor, als hij stripverhalen leest, kan je er een kanon naast afschieten.
Idem dito bij video, of computerspelletjes.
Legt ideeën uit op complexe, ongebruikelijke wijze. Geeft
complexe antwoorden op vragen
- Soms is dit vervelend op school omdat J. (7) een eigen logica hanteert,
die juist is maar niet zoals men op school graag ziet.
- Manier van uitleggen en taalgebruik daarbij zijn erg 'gevorderd' bij
F. (4).
- Duidelijk herkenbaar bij I. (4).
- N. (6) legt alles op een omslachtige manier uit. Hele verhalen worden
er verteld, zonder daadwerkelijk datgene te vertellen wat ze wilde uitleggen.
Heel vermoeiend om naar te luisteren.
- F. (2) is een waterval van woorden die voor haar leeftijd niet altijd
even gebruikelijk zijn maar ze hoort natuurlijk veel van haar oudere broer!
- Ja, ik kan vaak niet volgen als L. (5) iets begint te expliceren en
hij soms zelf ook niet meer op den duur, maar hij komt altijd wel op z'n
pootjes terecht, de wijsneus.
- R. (4) kan vooral in zijn fantasie enorme verhalen verzinnen en blijft
na enkele dagen er opnieuw over vertellen.
Heeft angsten.
- De "WAT ALS..." angsten bij F. (4) zijn groot. Een kleine
greep:
We gaan met F. naar Cirque du Soleil. Wat een prachtig schouwspel is wordt
redelijk snel een drama. Wanneer de mensen op de begane grond blijven:
geen probleem. Wanneer het licht uitgaat en pikkedonker wordt: idem (in
het donker een stemmetje dat vraagt "Wanneer gaan ze het licht weer
aansteken, papa?"). Maar o wee! Als er een acrobaat op de schouders
van een andere kruipt: "Die gaat daar af vallen en zich pijn doen!"
Op het moment dat een koorddanseres met een fiets over een touw tot in
de nok van de tent reed, en daar tussen twee kabels heen en weer begon
te springen was het hek van de dam: F. kon het niet meer aanzien, en weende
vreselijk!
"Kijk F. de mannen van de waterleiding komen het lek repareren"
[twee mannen staan aan de overkant van de straat te kijken bij een vierkant
gat, waarvan ze net het deksel gelicht hebben] F. "Ze gaan daar toch
niet in vallen?"
F. bij de koprol in school: doodsangsten omdat het tapijt te smal is,
en hij er naast zou kunnen vallen (ondertussen opgelost door breder tapijt!).
Of tijdens het schoolfeest, dat hij van de rand van het podium (waar hij
4m vanaf bleef) zou tuimelen, 1m de diepte
- Ik zou soms willen dat ze wat meer schrik hadden, ze zouden wat voorzichtiger
zijn bij het klimmen in bomen en op allerhande speeltuigen. Er is wel
die angst geweest van inslapen en niet wakker worden, zo rond hun 3-4
jaar.
- De angsten hier bij de twee oudsten richten zich niet zozeer op fysieke
dingen (een man op een dak vinden ze boeiend, ik verdenk ze er zelfs van
een gevallen man boeiend te kunnen vinden), maar eerder op zaken die ze
niet kunnen (be)grijpen, bijvoorbeeld over ziek zijn en de oorzaken ervan.
Zo heeft onze zoon van 5 nog steeds vragen over hondsdolheid bij dieren
en mensen, nadat er ooit eens iets over hondsdolheid werd verteld in een
verder zeer onschuldig verhalenboekje. Ook over microben wordt diep nagedacht
en voorzichtig gedaan. mama is ziek geweest, was te slap om recht te staan:
dan vragen we voor we een week later een kusje geven toch wel even voor
alle zekerheid "of de microben al weg zijn".
Redeneert goed. Bedenkt creatieve manieren om problemen op te
lossen.
- L. (5) is echt een problem-solver. Zoals zijn moeder, zoals zijn vader,
zoals zijn grootvader. Hij wil later als uitvinder zes verschillende jobs
doen, zo kan hij elke dag iets anders doen en heeft hij nog een vrije
dag per week. Vroeger wilde hij boekhouder worden, dus het gaat er op
vooruit, vind ik.
- Ook voor praktisch dingen vindt J. (7) oplossingen uit. Zo heeft ze
net nog een konijnen-vang-systeem in elkaar geknutselt voor de twee ontsnapte
konijnen van de buren.
- R. (4) is ook zeer creatief in bedenken van oplossingen. vb hij kreeg
twee zwaarden met één schild, direct legde hij de link dat
zus geen schild had en maakte er voor haar één uit stevig
karton. Ook heeft hij op cd rom eens een beverhuis gezien, hij heeft met
zijn creativiteit een model getekend en samen met zijn pepe de schrijnwerker
een echt houten beverhuis gemaakt met alles er op en er aan. Nu heeft
hij en ontwerp van een boomhut. Voor heel wat eenvoudige problemen op
zijn niveau weet hij vaak een creatieve oplossing te vinden.
- F. (2) is nog niet in dit stadium.
Is sterk geïnteresseerd in kalenders, klokken, kaarten,
structuren.
- De dagen van de week, de maanden, de seizoenen zijn alvast vlot gekend
door R. (4). Iedere dag leest hij ook de dagnummer af en weet dat de maand
net begonnen is of bijna eindigt... Toen we naar Spanje trokken met de
auto kon hij ook grotendeels meevolgen op een voor hem gemaakte kaart
en dat vondt hij heel leuk. Qua oriëntatie in onze gemeente weet
hij (mocht hij het alleen mogen doen) perfect welke straten hij in moet
om naar zijn meter, school, sporthal.. te rijden. Hij leest een digitale
klok, en kent al bij een gewone klok het uur (vb 12u) en half uur.
- I. (4) wil tegenwoordig perse de Michelin kaart hebben als we ergens
naartoe gaan. Zit de hele tijd te volgen en instructies te geven - meestal
zelfs goed. I. vraagt ook altijd sterk door over geografie en familieverbanden:
wie woont waar en gaat waar naar school en wie is de grootmoeder van wie
enzo. Laatst waren we bij een vriendin van mij op bezoek, ze vroeg achteraf:
"zeg, waar ken jij H. eigenlijk van?". Ik dus: vroeger nog in
mijn klas gezeten (nouja, unief). En zij maar doorvragen over H., haar
man, haar ouders, zussen, etc. Hoe ze heten, waar ze wonen, etc. Ze wil
gewoon de wereld snappen. Terwijl de meeste van haar klasgenootjes daar
totaal niet mee bezig zijn.
- F. (4) is heel erg geïntrigeerd in die zaken. Langzamerhand
leert hij de klok lezen. Onlangs maakten we een wandeling, en ik had speciaal
voor hem een kaart gemaakt in een plastieken hoesje. Hij vond het duidelijk
heel leuk om de wegen te volgen (ik had ook zaken zoals 'omhoog', 'omlaag',
'trappen', 'kasteel', 'bos', 'gras', 'bank' op de kaart gezet).
- N. (6) niet.
- L. (5) is verzot op landkaarten, kalenders, zakagenda's e.d. zijn
bureau ligt er vol mee. Maakt dan aantekeningen en zo, dan is hij aan
het 'werken'. Dat en mijn stoelen vastbinden aan de tekentafel en dan
weer aan een stuk speelgoed enz., dat zijn eigenlijk zijn twee geliefkoosde
vormen van spelen.
- Idem hier. J. (7) wil ook altijd stafkaart lezen als we gaan wandelen.
De wereldbol en -kaart worden heel vaak geraadpleegt. Dan spelen we spelletjes:
ik zeg een land en jij moet zeggen welke de hoofdstad is.
Heeft een levendige verbeelding en heeft soms problemen om echt
en verzonnen van elkaar te scheiden.
- F. (4) heeft weliswaar een levendige verbeelding, maar weet heel goed
wat echt en verzonnen is.
- Ik geloof niet dat N. (6) ooit moeite heeft gehad om fantasie en werkelijkheid
uit elkaar te houden. Maar ze heeft ook niet echt zo'n levendige verbeelding.
Ze is vrij serieus.
- J. (7) verzint soms volledige verhalen. Zo kwam ze in de derde kleuterklas
thuis eens vertellen dat ze op bezoek waren geweest in de gevangenis.
Ze beschreef de hele busreis naar Leuven, waar de gevangenis was, wat
ze daar allemaal gezien hadden. Het klonk heel geloofwaardig. Pas toen
ze na een kwartier vertelde dat de gevangenen allemaal achter tralies
in cellen zaten begon het mij te dagen dat er iets niet klopte. Toen bleek
dat die namiddag de politie op bezoek was geweest op school maar dat van
een gevangenisbezoek helemaal geen sprake was. J. (7) heeft soms wel moeite
om zaken in te schatten zoals ze zijn. Zo zal bij een nieuwsbericht over
een eventuele oorlog in Irak helemaal over haar toeren geraken omdat ze
dan denkt dat het bij ons ook direct oorlog wordt.
- I. (4) heeft een zeer levendige verbeelding, maar volgens mij weet
ze goed wat echt is en wat niet. Nouja, hier twijfel ik wat. Kan iets
verzinnen, bv gisteren ben ik met oma naar de efteling geweest en daar
een heel lang verhaal over verzinnen, maar ze valt gemakkelijk door de
mand na een klein vraagje van mij, of geraakt verstrikt in de verzinsels.
Maar ze weet wel bv heel goed dat heksen en monsters enzo niet bestaan.
Onmogelijk om haar daarmee schrik aan te jagen.
- L. (5) is ook nooit bang geweest van fantasiefiguren.
- L. (3) wel, wil niet in de keuken want 'het spookt', begint te gillen
als het licht te lang uitblijft wanneer we boven op de slaapkamer komen.
Zeker de helft van haar spel is fantasiespel.
- R. (4) is bewust van wat echt is en wat niet maar durft dit wel soms
nog eens in twijfel stellen. Momenteel heeft hij veel nachtmerries over
griezelige monsters . Hij kijkt wel naar monsters en co en dinausaur zonder
er bang van te zijn , hij weet dat dit niet echt is. Mama moet hem wel
af en toe gerust stellen dat monsters niet bestaan. Van Harry Potter toestanden
is hij niet gek, te griezelig vindt hij, hij heeft wel momenteel een eigen
fantasiewereld waarin hij moet gaan werken op zaterdag samen met zijn
twee collega's (Lucas en Kenny). Deze twee zorgen voor het eten en de
veiligheid en R. is de baas van de computers en de fabriek. Deze morgen
was de fabriek afgebrand dus alle computers zijn stuk...
- F. (2) is ook niet bang van deze voorgenoemde films maar zij kan de
werkelijkheid en fantasie nog niet zo goed scheiden. Zij is vlug bang
als broer begint griezelig te doen
- Onze zonen van 4 en 5 kennen een hele hoop fantasiefiguren, die we,
wellicht pedagogisch helemaal niet verantwoord, zelf hebben uitgevonden.
Ze gaan hierin mee, maar ik verdenk ze ervan toch héél
goed het onderscheid tussen echt en vals te kennen. Ze vinden het
gewoon leuk in dit soort fantasietjes mee te gaan.
Is extreem creatief – gebruikt materialen op ongebruikelijk
manieren; verzint ingewikkelde verhalen of excuses; ziet veel mogelijke
antwoorden/oplossingen; brengt de vrije tijd door met tekenen, kleuren,
schrijven, boetseren of zingen.
- F. (4) bruist van de creativiteit. De bouwsels die hij in huis fabriceert
zijn haast legendarisch. M.b.v. bagage-elastieken, keukengerei, stoelen,
dekens, speelgoed, tapijten, soms zelfs wat 'echt' speelgoed, kortom
ALLES wat hem onder handen komt bouwt F. onafgebroken een 'kermis', 'museum'
(is nog aan de gang, na bezoek aan Technopolis). Niet zelden moeten wij
rechtopstaand eten omdat de stoelen op een zódanige manier 'verwerkt'
zijn, dat het eenvoudiger is om ze niet te trachten losmaken. F. schrijft
in de school voor elke verjaardag een verhaaltje (dat hij dan zelf
voorleest) voor de jarige. Hij maakt de laatste tijd dagelijks een quiz
voor zijn ouders, compleet met prijzen (altijd leuk wanneer je als prijs
het keukengerei terugkrijgt, waar je je net te pletter hebt naar gezocht).
- Creativiteit is bij N. (6) ver te zoeken. Maar ze heeft dan ook een
ouderstel waar geen enkel greintje creativiteit is terug te vinden. Wij
zijn allemaal meer praktisch en uitvoerend gericht.
- Onze zoon (5) zijn creativiteit uit zich vooral in het zoeken van
nieuwe bestemmingen voor bestaande zaken. Een stoel dient dus niet
om op te zitten (maar is een stuk van een trein), een blokfluit is een
zwaard en niets anders, en een matchbox autootje kan je als onderstel
gebruiken voor een lego robot. Zelfs de elementen van de bob de
bouwer lego figuurtjes, zijn gewoon onderdelen van een robot (die figuurtjes
wzijn dus, op de eerste keer na, nooit op de "officiële"
manier in elkaar gezet).
- In excuses zoeken zijn ze hier héél creatief!
Heeft spontaan en/of gevorderd gevoel voor humor.
- De flauwe moppen... we vinden ze soms goed gevonden hoor, maar ze houden
dan ook niet op hé.
- Bij ons kunnen ze ongelooflijk zitten lachen als ze rijmwoorden vinden
die een beetje ondeugend zijn. Op die leeftijd (4-5) is dat natuurlijk
nog wel vaak pipi-kaka humor, maar toch ook steeds meer leuke dingen.
Onze oudste (5) is ook héél goed in het opmerken van
versprekingen, en kan daar dan héél aanstekelijk om lachen.
Ik heb de indruk dat zijn juf dat niet zo leuk vindt.
Houdt van het spelen met woorden. Gebruikt gevorderde zinsstructuur
en woordenschat.
- Dit valt ons vooral op, als onze zoon (5) in contact komt met oudere
kinderen of met volwassenen spreekt die hij vertrouwt. Hij houdt zich
dan veel minder in, gaat voluit, en durft dan wel zijn volledige woordenschat
te gebruiken. Naar volwassenen toe waarvan hij niet zeker is of hij er
wat aan heeft, probeert hij altijd een beetje "simpel" te spreken.
Zo zal een juf die haar taalgebruik aanpast aan de kindjes van de klas,
van eenzelfde laken een broek krijgen. Dat gezicht dan als ze ons
kind tegen ons bezig hoort...
Is al zeer jong meer bezig met "leren" dan met "spelen"
(en haalt dan soms later dat spelen in)
- Wat ons verder opvalt aan N. (6) is dat ze van kleins af aan meer bezig
is met 'leren' dan met gewoon simpel spelen. Ze wil altijd meer, vooral
schoolse zaken, leren. Ze zat al van voor haar 1e jaar hele uren achter
elkaar met haar neus in de boekjes te 'lezen'. Je hoorde haar niet. Pas
vanaf ongeveer 2,5 is ze begonnen met spelen. Ze heeft toen lego ontdekt
en vooral allerlei poppetjes en beesten die ze daarbij heeft. Vanaf dat
moment is ze pas begonnen haar fantasie enigszins te ontwikkelen. Momenteel
speelt ze bijna alleen maar als er een vriendinnetje van school meekomt.
En dat gaat vaak heel geforceerd, omdat zij toch andere dingen wil doen
dan die vriendinnetjes.
- Bij onze kinderen (4 en 5) uit zich dat vooral in niet-schoolse dingen.
Zo weten ze feilloos alle insecten die zich in onze tuin en de weide
naast het huis bevinden te benoemen (en anders worden ze samen opgezocht
in papa's insectenboeken), willen ze vrij precies weten hoe een lichaam
functioneert (vooral de plastische beschrijvingen die ze daarna dan geven
over hoe pipi en kaka gefabriceerd worden zijn nogal goed...), of vragen
ze honderd uit over ridders, dino's, "de dingen zoals ze vroeger
waren", enz. Verhalen over hoe wielrenners snuiten, hoe zweefvliegers
een hoogdringende behoefte kwijtgeraken, waar de uitscheidingen van vogels
terechtkomen, enz., zijn ook immens populair hier. Het worden zelfs
verzoeknummertjes in de plaats van het voorleesverhaaltje 's avonds.
Onthoudt liedjes. Is vaak aan ‘t zingen, ritmisch bewegend;
vertelt en communiceert soms zingend.
- F. (4) kent wel een paar korte liedjes (bv. Musti), Maar zijn repertoire
is allesbehalve spectaculair... Hij rent soms wel het huis door terwijl
hij uit volle borst "Piet Piraat, Piet Piraat, schip ahoi hoi hoi"
roept.
- R. (4) onthoudt zeer vlug liedjes (spring / plop/ samson/zelf hits
op de radio) en zingt heel graag. Nu mag ik wel al meezingen van hem (vroeger
niet) maar ik moet dan wel juist zingen (hij verbetert me vaak)
- N. (6) kende als peuter alle mogelijke liedjes uit haar hoofd. Zonder
ook maar een foutje te maken. Nu moet ik wel zeggen dat er heel veel met
haar werd gezongen, door mij en door haar opa's en oma's.
- F. (2) houdt ook enorm van zingen maar mama mag niet meezingen van
haar. Zij is zeer creatief in het uitvinden van eigen liedjes op gekende
melodietjes, fantaseert teksten ...
- N. (6) kende als peuter alle mogelijke liedjes uit haar hoofd. Zonder
ook maar een foutje te maken. Nu moet ik wel zeggen dat er heel veel met
haar werd gezongen, door mij en door haar opa's en oma's.
- Mama mag niet zingen! I. (4) zit wel heel veel bekende liedjes met
eigen teksten te zingen.
- Ik mag ook niet zingen. 't Is te zeggen, ik mag niet méézingen
met CD's en TV en zo van N. (5). Kinderliedjes zingen mag ik meestal ook
niet, het enige wat ik mag zingen is andere teksten op bekende melodieën.
En da's nu toevallig één van mijn specialiteiten : ), ik
ben een beetje blijven steken in de kaka-pipiniveau humor en dat spreekt
de kinderen wel aan natuurlijk. Dus als ik improviseer mag het wel, de
oorspronkelijke tekst mag niet.
- L. (3) kent, denk ik wel twintig of meer liedjes, zingt de woorden
die ze kent en vult aan met eigen woorden. Ik herinner me nog dat ze eens,
nog voor ze kon praten, heel het liedje van 'kortjakje' 'zong' met brabbelwoorden.
Was heel weird toen. Doet me ook denken aan vroeger, toen ik nog kind
was: mijn moeder (die trouwens ook niet mocht meezingen ) mocht van mij
niet hardop lachen.
- Onze twee oudsten kenden veel liedjes voor ze naar de peuterklas gingen.
Ze leerden allebei veel af dat eerste jaar: daar werden enkel refreintjes
gezongen leek het wel. Intussen zijn ze bijna 7 en 5,5, en zingen ze voluit
mee met de meest ingewikkelde liedjes van groepen zoals de Nieuwe Snaar.
- J. (7) kon al vanaf de leeftijd van 18 maanden gedichtjes en liedjes
onthouden.
- Onze zoon (2 jaar nu) zingt ook al een hele rist liedjes (in het bos
daar staat een huisje, roodkapje, 'k zag 2 beren,...). De onthaalmoeders
beginnen te spreken van "klaar voor school" zijn, maar wij laten
'm lekker nog wat bij hen (kan ook niet anders, hij zal pas "mogen"
naar de kleuterklas gaan als hij bijna 3 is). Bij die onthaalmoeders
moet hij tenminste niet in een nauw keurslijf, kan hij lekker blijven
tonen wat hij kan, zonder er op aangekeken te worden door andere kindjes
of juf.
Speelt vaak liever met oudere kinderen of volwassenen.
- M .'s eerste keuze op de speelplaats waren de grote jongens, tot zijn
5 jaar ongeveer. Pas als hij daar niet mocht mee doen (wat wel eens
gebeurt, zo'n ukkie van 5 zal eens mee gaan voetballen met 10 jarigen...),
zou hij voor zijn klasgenootjes (die ook 1 jaar ouder zijn) gekoze hebben.
Intussen heeft hij enkele dikke vrienden in zijn klas, niet toevallig
de slimmere kinderen die ook fysiek hun mannetje staan. Zijn op-vrienden-na
leukste speelkameraadje blijft verder nog steeds een volwassene, zeker
als die is zoals mijn man: steeds in de natuur stenen omkeren en kijken
wat er allemaal onder zit te friemelen, samen naar de vijver en allerlei
beesten bestuderen, achteraf opzoeken in het boek, enz. Hij zal
ook met kleintjes spelen, en er heel zorgzaam mee zijn. Het lijkt
wel alsof hij "anders" maar pas kan aanvaarden als het ook gepaard
gaat met een andere fysieke grootte. Zijn eigen leeftijdsgenootjes
zoekt hij bijna niet op, een enkeling uitgezonderd (dan gaat het meestal
over zowel op fysiek als op cognitief gebied sterke kinderen).
Vindt zelf gecompliceerde spelletjes uit.
- N. slaagt erin om elk simpel spelletje te voorzien van een stel "extra"
afspraken, waardoor hij het gewoon boeiender vindt. Dus: niet zomaar katteke
op de hoge, maar op de hoge terwijl je een bepaalde kleur aanraakt, en
dan kan je alleen gepakt worden als die ander op een bepaald lichaamsdeel
dat-ie noemt een bal gooit, enz.
- Ook Yo-Gi-Oh spelregels worden wel zelf uitgevonden, hoe moeilijker
hoe liever
- Soms duurt het zo lang voor M de spelregels van zijn zelf bedacht spel
heeft uitgelegd, dat de kameraadjes al lan iets anders aan 't doen zijn
Houdt van puzzels.
- F. (4) is niet echt een puzzelaar, zoals men vaak hoort en leest van
andere hoogbegaafde kinderen. Hij zal nooit zelf om een puzzel vragen,
en heeft hulp nodig om een puzzel op te lossen. We slagen er bv. niet
in om hem uit te leggen welke stukken de hoeken, laat staan de randen
van een puzzel vormen. Het interesseert hem niet echt.
- L. (5) puzzelt ook niet graag. Het interesseert hem niks, ik heb hem
nog nooit spontaan een puzzel weten vaL. stnemen. Doen we dus ook niet
meer, andere plezante dingen genoeg.
- Onze zonen (4 en 5) puzzelen wel redelijk graag. Ze hebben alleen
nog veel andere dingen te doen. Puzzelen is bij hen wel erg wedstrijd-achtig:
het is steevast om het eerste en om het meeste puzzels. Ook een
goede truuk om hen te doen puzzelen, is iemand anders een puzzel te doen
maken. Ze willen dan dadelijk eentje maken die minstens dubbel zo
moeilijk is. Ai die competitiegeest!
- Onze zoon puzzelt niet graag, eerder vanuit faalangst denken wij.
Wat helpt is dat ik zelf begin te puzzelen, en dat ik hardop "zoek"
naar een bepaalde kleur, een bepaald stukje, enz. Voor je 't weet
is hij de hele puzzel aan 't maken.
Wordt extreem gefrustreerd als het lichaam niet in staat is uit
te voeren wat de geest zou willen.
- Dit hebben we bij N. (6) vooral opgemerkt in haar babytijd. Mn. de
eerste 6 maanden heeft ze veel frustraties gekend. Maar tegelijkertijd
bleef ze net zo lang oefenen tot ze een bepaalde actie beheerste. Zo beheerste
ze de pincetgreep voordat ze 3 maanden oud was. Ze had net zo lang geoefend
om de bolletjes van de mobiel in haar box te kunnen pakken, tot het daadwerkelijk
lukte. In de periode lag er een kindje van familie bij haar in de box,
2 weken ouder, die lag alleen nog maar met armen en benen te zwaaien en
een beetje om zich heen te kijken. Zijn moeder zat met grote verbazing
onze dochter te bekijken destijds. Deze frustraties zijn zo doorgegaan
tot ze met net 7 maand rechtop ging staan en door de box begon te wandelen.
Vanaf die tijd ging het beter, alleen de box was vanaf toen taboe.
- Niet van toepassing op J. (7).
- R. (4) is bewust dat sommige kinderen sneller zijn en andere trager
maar maakt daar nu nog geen probleem van, gaat graag naar het kleuterturnen
op woensdagnamiddag ondanks dat hij vaak de traagste is. Als hij iets
niet goed kan, is hij wel gedreven om het toch aan te leren vb een koprol
oefent dit iedere dag en is fier als het lukt. Fietsen daarentegen is
nog niet aan hem besteed. Eenmalig gingen we ook naar het kleuterzwemmen
maar daar begon hij op het einde te wenen daar de anderen hem altijd voorstaken
en zijn tempo duidelijk trage lag (wou het ook allemaal heel goed doen
vandaar ook extra traag). Mama wou hem geen negatief zelfbeeld aandoen
en heeft het kleuterzwemmen wijselijk uitgesteld tot later.
- Nog niet echt opgemerkt bij F. (4). Wel als het lichaam van de papa
niet in staat is om uit te voeren wat *zijn* geest zou willen.
- F. (2) kan zich boos maken omdat haar fijne motoriek nog niet zo goed
is en ziet dan wat broer wel al kan en dat kan haar behoorlijk kwaad maken
(vb toren bouwen met duplo).
- I. (4) is wat achter op de grove motoriek, bv springen kan ze nog
maar pas, hinkelen nog niet, snuiten ook maar pas. Maar vind ze niet erg.
- L. (5) is motorisch dus ook achter en weet dat, maar is zeker niet
'extreem gefrustreerd'. Soms even gefrustreerd ja, dan moet hij wat brullen
en zo, maar ik vind dat hij zichzelf net goed en vlug herpakt en motiveert
om verder te doen als iets niet lukt omwille van zijn motoriek.
- D. (5) is qua motoriek gemiddeld voor zijn leeftijd. Nu hij
in het eerste leerjaar zit, een jaar te hoog, wordt hij wel door die motoriek
wat gefrustreerd, omdat hij een jaar jonger is dan de klasgenootjes en
er geen consessies worden gedaan naar bv zijn schrift. Hij weigert soms
te schrijven. Jammer dat hij zo geremd wordt: in het begin van het schooljaar
begon hij vol goede moed, maar toen steeds weer werd gezegd dat hij kleiner
moest schrijven, en drukletters echt niet mochten, is hij erg beginnen
afglijden. Ik denk nog steeds dat een beetje soepelheid qua eisen
ivm zijn schrijven, hem minder had afgeremd. Nu proberen we dat goed te
krijgen met kiné, en gaan we vooral op dat zelfvertrouwen én
het vertrouwen in volwassenen werken, want dat mankeert hem, na enkele
wat minder leuke ervaringen.
- We zien dat nu al voor de derde keer: de enkele weken voor één
van onze kinderen iets nieuws leert, dat kan zijn lopen, springen, hinkelen,
spreken... zijn hels. Ze zijn lastig, extreem aanhankelijk, hebben
nachtmerries, want hun hoofdje wil dat ze iets doen, en het lukt niet
vanzelf. Die oefentijd is er hen echt te veel aan lijkt het wel.
Wij halen altijd opgelucht adem als ze dan weer met een nieuw "kunstje"
afkomen hoor, en de rust weerkeert.
Probeert graag nieuwe dingen uit.
- N. heeft volgens ons in zijn woordenboek in 't groot staan: nieuw =
leuk.
Kan zich op twee of drie dingen tegelijkertijd concentreren.
Telt alles. Begint al vroeg te rekenen.
- Momenteel de grote interesse van F. (5), was vroeger veel minder. Hij
telt stenen op een vloer, of letters in een woord. Dan zegt hij bv. "9
maal 4 is 36!" Als je vraagt hoe hij daarbij komt, blijkt dat hij
ergens in zijn gezichtsveld een vierletterwoord zag, en dat negen keer
'aftelde'. Gisteren zei hij '900 plus 100 is 1000' en daarna '5000 plus
2000 is 7000'. Hij is geregeld ook bezig op een kleine rekenmachine. De
laatste dagen maakt hij 'quizjes' voor papa en mama. Dan schrijft hij
bv. "... x 9 = 81", en dan moeten wij "9" zeggen.
Kan op papier eender welke twee getallen van twee cijfers optellen, uit
het hoofd enkel als makkelijk (bv. wel 49+6=55, maar niet 27+24). Is geïntrigeerd
door negatieve getallen (vanmorgen: "4 min 10 is min 6, 6 min 10
is min 4". Een maand geleden zei hij aan de juf (had dat ook weer
stilletjes zitten uitrekenen): "2 maal 16 is 32". Waarop de
juf: "Heel juist. Maar weet je ook wat 2 maal 18 is?" Antwoord
van F. "Ha, dat is 2 x 2 meer hé!"
- Rekenen is niet echt het sterkste punt van N. (6). Ze heeft zich in
haar kleuterjaren ook helemaal niet met cijfers bezig gehouden. Wel kon
ze al heel jong tot 20 tellen, maar haar interesse lag duidelijk op het
taalvlak. Ze heeft zich nu thuis gestort op de tafeltjes, waarbij ik ook
vaak merk dat ze een vreemde manier van uitrekenen heeft. (bijv. 8x4 "oh
dat is 16+16"). Uitleggen hoe ze er aan komt kan ze dan niet.
- Ook L. (5) houdt van getallen, bij alles wat hij speelt komen er rekendingen
aan te pas. Zijn rekenmachine is ook zijn beste vriend, laatst kwam hij
's morgens boos vragen waarom we hetgene wat hij de avond tevoren op zijn
rekenmachine geprogrammeerd had ('geïnstalleerd', noemt hij het zelf)
hadden gewist. Ik had inderdaad zijn machientje gebruikt, maar wist ik
veel dat hij het kon programmeren?? L. vindt het ook leuk om dingen te
wegen op de weegschaal, zijn bomma legde hem het verschil uit tussen bruto-
en nettogewicht en dan is hij daar weer een tijdje mee bezig. De kinderen
drinken hier regelmatig vruchtensiroop aangelengd met water en op de verpakking
staat dat je dat moet bereiden volgens de verhouding 1 siroop, 7 water,
en telkens als hij zo'n drankje vraagt moet dat er bij gezegd worden,
of probeert hij eens een andere verhouding om te zien of dat ook lekker
is. Enkele dagen geleden had hij iets gelijmd en dat moest om exact 1
u 's nachts in de koelkast gelegd worden en het mocht er pas de volgende
middag om stipt 1 uur weer uit. De volgende morgen kon hij zich niet bedwingen,
en is hij een paar keer gaan piepen of het al plakte, wel, toen heb ik
moeten schatten hoeveel seconden de ijskast daardoor alles bij elkaar
open was geweest en dat aantal seconden moest er dan bij geteld worden
vooraleer de ijskast effectief open mocht 's middags. Gisterenavond kwam
er in mijn vertelverhaal iets ter sprake van 20 minuten, L. zei:'da's
te lang (mijn verhalen zijn willens nillens interactief), da's bijna een
uur!' Ik zei: 'toch niet L., een uur is drie maal zo lang' en dan telt
hij hardop: '2-4-6-60, je hebt gelijk mama!'. Zulke dingen, een ganse
dag door.
Is zeer voorzichtig bij alles wat hij/zij doet. Is bang in vreemde
situaties.
- L. (5) is zeer voorzichtig bij wat hij doet, zal zelden risico's nemen
of onbezonnen klimmen of springen (in tegenstelling tot zijn zus, die
doet maar op zonder aan de gevolgen te denken). Dat begon al toen hij
leerde lopen, L. liep aan de vinger vanaf een maand of tien, maar liep
pas los bij 14 maanden, maar hij is nooit - en als ik 'nooit' schrijf,
bedoel ik ook 'nooit', gevallen bij het leren lopen. Verre van roekeloos
dus, heeft zelden builen of kapotte knieën.
- I. (4) ziet overal potentieel gevaar. Zal nooit in bomen of zetels
of zo klimmen, ze zou kunnen vallen. Doet ook veel dingen niet, zoals
fietsen "omdat ik dat niet kan en dan ga ik vallen". Ik zou
haar als peuter van 1 jaar gerust alleen kunnen achterlaten op de stoep,
veels te bang van de straat en de auto's. Op een plaast die ze niet kent,
plakt ze eerst een uur ofzo aan de mama alvorens een klein beetje te ontdooien.
Al zijn het speelgoed, de dieren van de dierentuin, de andere kinderen
nog zo aantrekkelijk.
- Voorzichtig? Vergeet het maar. na 4 jaar, 4 gaten in het
hoofd genaaid. Nu begint hij wat voorzichtiger te zijn, maar dan
eerder naar zijn broers toe, als hij moet uitleggen, dat iets niet mag,
dan hamert hij op het gevaarlijke eraan. Maar zelf? Neen, voorzichtigheid
staat niet echt in zijn woordenboek. (hij is bijna 6 nu)
|